Efficiëntie van de handel in emissierechten
Bepaalde landen, waaronder vooral de Verenigde
Staten, wilden een vermindering van de emissies voltooien door gebruik te maken
van marktgeoriënteerde systemen. Het doel hiervan is het beperken van de kosten
die een land moet maken om de reducties van broeikasgassen te realiseren. Men
wil deze onvermijdelijke kosten beperken tot een minimum via economische
beleidsinstrumenten of ook wel marktinstrumenten genoemd.
In het kader van het Kyoto Protocol spreekt men van flexibiliteitmechanismen
aangezien de marktinstrumenten de doelstellingen van het Protocol versoepelen.
In totaal zijn er 3 flexibiliteitmechanismen:
Joint
Implementation (JI)
‘Joint Implementation’ is een manier om emissiekredieten over te dragen van één land naar een ander land. Het principe wordt vooral gebruikt door 2 industrielanden. De 2 industrielanden, een donorland en een gastland, kunnen namelijk samenwerken om zo de uitstoot van broeikasgassen aan te pakken. Het donorland investeert in projecten om de uitstoot te verminderen in het gastland in ruil voor ‘emissiekredieten’. Vervolgens kan het donorland deze kredieten optellen bij zijn eigen quotum. Het doel van dit flexibiliteitmechanisme is om de kosten omtrent emissiereducties in het gastland te verlagen, wat wordt aangeduid met de term ‘Joint Implementation’.
Clean Development Mechanism (CDM)
‘Clean Development Mechanism’ is een flexibiliteitmechanisme dat vooral tussen een industrieland en een ontwikkelingsland wordt gebruikt. Het zou ervoor moeten zorgen dat industrielanden de ontwikkelingslanden helpen om een milieuvriendelijke technologie te ontwikkelen. Dit kunnen deze rijke landen doen door te investeren in een milieuvriendelijk project in een ontwikkelingsland. Volgens het Protocol van Kyoto kunnen deze industrielanden op deze manier 50% van hun verplichtingen afkopen in het buitenland.
International
Emissions Trading (IET)
We weten reeds dat het Protocol aan
elk lang een bepaald quotum toekende. Dit quotum legde het land in kwestie een
vaste hoeveelheid broeikasgassen op dat zij jaarlijks mocht uitstoten in de
periode 2008-2012. Voor België komt dit quotum erop neer dat de emissies van
broeikasgassen met 7,5% omlaag moeten in vergelijking met 1990.
Indien het land een grotere reductie heeft gerealiseerd dan het
Protocol haar had opgelegd, dan heeft het land een overschot op het toegelaten
quotum. De emissierechten laten dan toe dat dit land zijn overschot mag
verkopen aan andere landen die hun quotum zullen overschrijden. Dit systeem heet “emissiehandel”
of “handel in emissierechten”.
Is deze handel in emissierechten wel efficiënt?
In het algemeen kunnen we stellen dat dit systeem
alle kosten omtrent emissie verlaagt. Het zorgt er namelijk voor dat de
inspanning op een efficiënte en goedkope manier wordt verdeeld onder de
verschillende landen. Landen die bijvoorbeeld op een goedkope manier meer
kunnen realiseren dan wat het Kyoto Protocol hen oplegt, zullen dit ook
daadwerkelijk doen aangezien zij zo de overtollige emissierechten kunnen
verkopen aan andere landen. Deze andere landen, die ondanks een grote
inspanning de doelstellingen niet halen, kunnen dan weer op een betaalbare
manier voldoen aan de normen van het Protocol door deze emissierechten te
kopen. Door de handel in emissierechten blijven de totale kosten in theorie dus
laag. Er is echter ook een keerzijde van deze medaille: de handel in
emissierechten zorgt er namelijk voor dat er in het land dat emissierechten
elders opkoopt weinig maatregelen worden getroffen om de uitstoot van
broeikasgassen te verminderen waardoor het probleem op de lange baan wordt
geschoven. Een
voorbeeld van een dergelijk land is de Verenigde Staten:
Vooral de Verenigde Staten nam het initiatief in het doorvoeren van het systeem
van handel in emissierechten. In de Verenigde Staten zelf was er immers heel
wat tegenkanting en ongeloof om de doelstellingen van het Kyoto Protocol te
halen. Daarom hoopte Amerika om elders, in het bijzonder Rusland,
emissierechten te kunnen kopen. Er werd namelijk voorspeld dat Rusland niet al
te veel moeilijkheden zou ondervinden om zijn doelstelling te halen en zelfs
over een groot overschot van uitstoot zou beschikken. Door een economische
terugval sinds 1990, kende Rusland immers een sterke daling van uitstoten. Als
Rusland de doelstelling van het Protocol wou behalen, moest het land enkel de
uitstoot van broeikasgassen van 1990 behouden en verder geen extra maatregelen
treffen. Aangezien er weinig verandert in de Verenigde Staten zelf om de
uitstoot van broeikasgassen te beperken en de VS gewoon emissierechten kopen
van een land waar deze het goedkoopste zijn, heeft de Europese Unie zich verzet
tegen deze handel. Om dit soort van verhandelen in emissierechten aan te
duiden, gebruikt men de Engelse term ‘hot air trading’ of ‘handel in
gebakken/schone lucht’.
In het artikel “Kyoto komt België duur te
staan” (zie bijlagen) wordt duidelijk
gemaakt dat België emissierechten zal moeten opkopen om haar doelstelling te
behalen. Dit zou ons land € 390 miljoen kosten. De partij Groen waarschuwt dat
dit bedrag zou kunnen oplopen tot ruim € 1 miljard als België geen bijkomende
maatregelen treft.
De
Europese Unie trof in het voorjaar van 2003 regels betreffende de handel in
emissierechten. Dit gold niet alleen voor de verschillende lidstaten, maar ook
voor bedrijven binnen de EU. Dit systeem ging officieel van start op 1 januari
2005.
De
regels betreffende emissierechten tussen verschillende lidstaten zijn reeds
besproken. Voor bedrijven werden deze opgesteld om deze ondernemingen te helpen
zo soepel en goedkoop mogelijk de emissienormen te bereiken. Om de doelstelling
te bereiken hebben bedrijven de keuze tussen investeringen om de emissies te
reduceren, het aanschaffen van emissierechten op de Europese markt of een
combinatie van beide.
België wil haar doelstellingen bereiken ofwel door zelf de
uitstoot van broeikasgassen te verminderen ofwel door emissierechten in het
buitenland aan te kopen. Enkel onze federale regering, dus niet de gewestelijke
regeringen, zal dit laatste gebruiken. De federale regering beschouwt de aankop
van propere lucht niet als een optie en zal gebruik maken van ‘Joint
Implementation’ en ‘Clean Development Mechanism’. Zo besliste de Belgische federale overheid om
12,3 miljoen ton emissiedreductie-eenheden te kopen voor de periode 2008-20012
via projecten die gebaseerd zijn op deze 2 flexibiliteitmechanismen. In het
regeerakkoord staat duidelijk dat binnenlandse maatregelen prioritair zijn,
maar dat er nog altijd de mogelijkheid bestaat om milieuvriendelijke projecten
in andere minder gegoede landen te financieren. In hoeverre de federale overheid
van deze laatste mogelijkheid gebruik wil maken staat nog niet vast.
Over ‘Clean Development Mechanism’ is er veel discussie geweest in België.
Sommigen vinden dat deze methode niet efficiënt is. Deze milieuvriendelijke
projecten worden namelijk deels beschouwd als ontwikkelingssamenwerking en
zouden in rekening worden gebracht om te berekenen welk percentage het
industrieland aan Officiële ontwikkelingssamenwerking besteedt.
Om deze flexibiliteitmechanismen in het buitenland
te financieren is er een Kyoto-fonds opgesteld. Dit zal na eind 2007 worden
geëvalueerd om te kijken of de middelen in dit fonds voldoende zijn om de
aankoop van de emissierechten via deze ‘Joint Implementation’ en ‘Clean Development Mechanism’
te dekken. Als de kosten te hoog zijn om te voldoen aan de federale
doelstelling, 51,7% van het huidig tekort aan emissierechten te laten
verdwijnen, zullen er nog emissierechten worden aangekocht via het derde
flexibiliteitmechanisme: ‘International Emissions Trading’.