Initiatieven om de CO2-uitstoot te verminderen en stand van zaken

     
    1) Toekomstcongres Vlaamse Stichting Verkeerskunde
    2) Korterittencontract van 'Mobiel 21'
    3) Dikke-truiendag
    4) Proefproject groenbeplanting Ovam 
    5) 365 maatregelen in Vlaanderen
    6) Landbouwklimaatactieplan
    7) Groene energie

1) Toekomstcongres Vlaamse Stichting Verkeerskunde

Op 1 december 2005 hield de Vlaamse Stichting Verkeerskunde een toekomstcongres naar aanleiding van haar 15-jarig bestaan.
Er werd vastgesteld dat het verkeer te veel broeikasgassen produceert. De Kyoto-doelstellingen zullen zo nooit bereikt worden. De maatregelen die getroffen worden om de uitstoot te verminderen, kunnen niets verbeteren aan de toestand in Belgïe wanneer het wagenpark zo blijft groeien.
Daarnaast heeft België het dichtste wegennet van Europa: 458 kilometer wegen per honderd vierkante kilometer, 14,5 kilometer per duizend inwoners.

Op het toekomstcongres van de Vlaamse Stichting Verkeerskunde werd geopperd voor het stellen van ‘groene grenzen’ aan het verkeer. De impact van het verkeer op het milieu en de ruimte is immers enorm. Verkeer draagt aanzienlijk bij tot de verzuring, de vervuiling en het broeikaseffect. Voor dat laatste is vooral de uitstoot van koolstofdioxide verantwoordelijk en die steeg aanzienlijk de laatste jaren. En er is geen directe verbetering te verwachten in de nabije toekomst, volgens de Vlaamse Stichting Verkeerskunde.
 
Enkele verbeteringen zijn wel het gebruik van steeds zuinigere motoren en het feit dat steeds meer wagens op diesel rijden. In 1990 reed in Vlaanderen 35 procent van de voertuigen op diesel. In 2005 is dat opgelopen tot 54 procent. Voor het milieu heeft de verdieseling een gunstig effect: het verbruik ligt lager, met als gevolg minder CO2-uitstoot.
Er zijn extra maatregelen nodig om de uitstoot onder controle te krijgen. Enkele voorbeelden hiervan:

•    De technologische vernieuwing moet versneld doorgevoerd worden, onder andere door het gebruik van hybride wagens, die een gecombineerde elektrische motor en verbrandingsmotor hebben.
•    Bestuurders moeten nog meer aangespoord worden om zuiniger te rijden. Dat zou deel moeten uitmaken van de rijopleiding en zelfs van de eindtermen uit het secundair onderwijs.
•    Bestuurders moeten aangezet worden om milieuvriendelijke vervoermiddelen te gebruiken. Voor de korte afstand zouden ze met de fiets of te voet moeten gaan, voor de langere afstand zouden ze gebruik moeten maken van het openbaar vervoer of zouden ze moeten carpoolen.
•    De maximaal toegelaten snelheden zouden verlaagd of minstens geharmoniseerd moeten worden.
•    De overheid en de industrie werken aan het uitstootprobleem. De auto-industrie uit Europa, Korea en Japan sloot in 1999 een verbintenis af met de Europese Commissie om de CO2-emissies van nieuwe wagens te beperken tot 140 gram per kilometer tegen 2009.

De Vlaamse minister van Leefmilieu, Kris Peeters (CD&V), probeert in 2006 milieuvriendelijke voertuigen fiscaal aantrekkelijk te maken via een gecombineerde aanpassing van de belasting op de inverkeersstelling (BIV) en de jaarlijkse verkeersbelasting. Europees zal hij strengere emissienormen voor vrachtwagens na 2008 bepleiten. De federale regering kent sinds 1 januari 2005 een belastingvermindering toe van 15 procent op de aankoopprijs van een wagen die minder dan 105 gram CO2 per kilometer uitstoot. Voor wagens die onder de 115 gram zitten, is er een korting van drie procent.

2) Korterittencontract van 'Mobiel 21'

Mobiel 21 wil met het korterittencontract Vlamingen voor korte afstanden te voet of per fiets laten gaan.
Van alle autoverplaatsingen is 43% minder lang dan 5 km. De Vlaamse overheid zou graag zien dat op die afstanden duurzamere vervoermiddelen de bovenhand krijgen. Daarom heeft de vzw Mobiel 21 het korterittencontract uitgewerkt. Het is een engagement dat burgers aangaan om voor korte ritten de wagen te laten staan en een alternatief te proberen zoals wandelen of fietsen. Mobiel 21 wil zo een vijfde van de korte autoritten vervangen: zowel voor verplaatsingen naar werk en school, voor boodschappen als voor recreatie.

Mensen die het contract ondertekenen krijgen een boekje waarin alle gespaarde kilometers genoteerd moeten worden. Wie aan 3,3 km per dag komt, wint de uitdaging. Er worden een aantal prijzen verloot onder de winnaars.

Als alle Vlamingen voor de korte afstanden hun wagens zouden laten staan, zouden we 3,3% van de Kyoto-verplichtingen realiseren.

Het contract loopt tussen 1 april en 30 juni 2006. De deelnemers worden na 3 maanden bevraagd over hun ervaring en tevredenheid. Met die bevindingen kunnen de organisatoren naar het beleid stappen om verbeteringen aan het mobiliteitsbeleid te suggereren.

In Sint-Truiden draaide het project vorig jaar op proef. De mensen die meededen, totaliseerden gemiddeld elk 355 km in 3 maanden.

3) Dikke-truiendag

Op 16 februari 2006 engageerden 725 scholen uit Vlaanderen en Brussel zich om de temperatuur in hun lokalen met één of meer graden te verlagen. Dit zorgde voor een verlaging van de CO2-uitstoot met 7% voor die dag. Per graad die de verwarming lager werd gezet, werd er 224g CO2 bespaard per leerling of leerkracht. Ook vroegen de scholen die dag aan de leerlingen om niet met de auto, maar met de fiets, het openbaar vervoer of te voet te komen. Voor elke km betekende dit een winst van 200g CO2. In het totaal werd er op 16 februari 166 ton minder broeikasgas de lucht ingeblazen dan op een andere dag. De Dikke - truiendag werd georganiseerd om de regering aan te zetten het Kyoto-verdrag ernstig te nemen. Om deze boodschap extra in de verf te zetten, droegen de leerlingen die dag allemaal extra warme kledij en verbonden de actie met leuke activiteiten. Het initiatief kreeg hierdoor heel wat media-aandacht.

Minister Peeters, Vlaams minister van leefmilieu, is tevreden met het succes van Dikke-truiendag. Hij zou graag de actie uitbreiden over een langere periode naar andere doelgroepen zoals de Vlaamse overheidsgebouwen en de bedrijfswereld.

4) Proefproject groenbeplanting van Ovam

Vlaanderen zit met een historische erfenis van vervuiling met zware metalen. Daarom werkt de Openbare Afvalstoffenmaatschappij van het Vlaams Gewest (Ovam) aan een proefproject met groenbeplanting die de vervuiling kan vasthouden en die Vlaanderen helpen bij het halen van de Kyoto-normen.

Het proefproject houdt in dat in het Kempense Balen op een viertal hectare, die verontreinigd zijn met zink en cadmium, koolzaad en kaphout geplant worden. Deze beplantingen houden de vervuilende stoffen vast en doordat ze als groene energiebron gebruikt kunnen worden, dragen ze een steentje bij tot het behalen van de Kyoto-klimaatnormen voor de reductie van de uitstoot van broeikasgassen. Bij verbranding komen de zware metalen namelijk niet opnieuw vrij, als er tenminste goed gefilterd wordt.

5) 365 maatregelen in Vlaanderen

Vier maanden lang hebben 300 experts zich gebogen over de vraag wat Vlaanderen moet doen om Kyoto te halen. Op 14 december 2005 kwamen ze met conclusies. Vooral de burger moet zich inzetten: minder met de wagen rijden en beter bouwen is de boodschap.

Ondanks het Kyoto-protocol is de uitstoot van broeikasgassen alleen maar toegenomen.
Terwijl Vlaanderen in 1990 87 miljoen ton CO2-equivalenten de lucht inblies, liep dat in 2003 op tot 91 miljoen ton. Volgens voorlopige cijfers van de Vlaamse milieumaatschappij was er vorig jaar een lichte kentering - we zouden nog maar 90 miljoen ton uitstoten - maar we blijven ver verwijderd van de Kyoto-doelstelling die op 83 miljoen ton is vastgelegd.
Daarom nam minister Kris Peeters het initiatief om samen met iedereen die enigszins betrokken was bij het probleem - bedrijven, werkgevers en werknemers, boeren, milieuorganisaties... - na te gaan wat Vlaanderen meer kon doen om alsnog de doelstellingen te halen.

Na vier maanden van intensief overleg kwam de Vlaamse klimaatconferentie naar buiten met zijn voorstellen. De volgende zaken vielen op: 
In de eerste plaats het enorme pakket aan maatregelen die voorgesteld werden: 365 om precies te zijn. Die zijn verdeeld over acht beleidsdomeinen, gaande van 'gebouwen' over 'mobiliteit' tot 'goed bestuur'. Maar de meeste maatregelen hebben betrekking op gebouwen en energie (124 maatregelen), en mobiliteit (68 maatregelen).

De klimaatconferentie formuleert de grote doelstellingen als volgt:

·         We moeten evolueren naar klimaatvriendelijker wonen dat verder bouwt op de energieprestatieregelgeving.

·         Inzake mobiliteit moet er een ommezwaai komen naar transport over water, openbaar vervoer en fiets, aangevuld met nieuwe innovatieve generaties van motoren en brandstoffen.

·         Onze productie- en consumptiepatronen moeten evolueren naar grotere duurzaamheid.

·         De lokale overheden moeten een grotere rol spelen, omdat zij dicht bij de mensen staan.
...

Kortom: vooral de gewone burger moet zijn levenswijze aanpassen. Hij moet minder met de wagen rijden en zijn huis beter isoleren.

Dat het aan het burger is om verandering te brengen in de zaak, lag in de lijn van de verwachtingen. Zowel het wegverkeer als de huishoudens zijn elk verantwoordelijk voor ongeveer een kwart van de CO2-uitstoot. En het is algemeen geweten dat de Vlaamse woningen niet zeer goed geïsoleerd zijn. Bovendien hebben de grootste energie-intensieve bedrijven in de Vlaamse industrie de voorbije jaren grote inspanningen geleverd. Uit een studie bleek dat veertig procent van die bedrijven tot de wereldtop behoren inzake energie-efficiëntie. Vooraleer aan hen gevraagd kan worden nog een tandje bij te steken, moet eerst de burger gewezen worden op zijn verantwoordelijkheden.

6) Landbouwklimaatactieplan

De landbouwsector is verantwoordelijk voor 11 procent van de totale Vlaamse broeikasgasuitstoot. Maat het gaat de goede kant op met die uitstoot. Vele sectoren brengen meer broeikasgassen in de atmosfeer dan in 1990, maar in de land- en tuinbouw is de uitstoot met 8 procent gedaald. Als de maatregelen van het Landbouwklimaatactieplan worden gerealiseerd, zit er voor 2010 zelfs een daling met 13 procent in. De daling van de voorbije jaren is te danken aan de afbouw van de runder- en varkensstapel en aan de steeds strenger wordende bemestingsnormen.

De drie belangrijkste broeikasgassen zijn koolstofdioxide, lachgas en methaan.

Door het gebruik van stookolie blaast de glastuinbouw nogal wat koolstofdioxide de lucht in. Steeds meer tuinders springen echter zuiniger met energie om, geholpen door het beleid: wie in een verwarmingsinstallatie op gas of in een energiebesparende kasomhulling investeert, kan tot 40 procent investeringssteun ontvangen. Intussen is het aandeel van verwarmingsinstallaties op gas flink toegenomen: terwijl in 1990 amper 6 procent van de serres met gas verwarmde, was dat in 2000 al 28 procent. Het Actieplan Glastuinbouw moet ervoor zorgen dat straks alle bedrijven toegang tot aardgas krijgen. WKK-certificaten en een clustering van serres in macrozones moet het energiegebruik extra rationaliseren. Daardoor zou de glastuinbouw in 2010 zowat 35 procent minder koolstofdioxide kunnen uitstoten in vergelijking met 1990.

De stikstofverbinding lachgas wordt tijdens de stikstofkringloop gevormd in de bodem. Dit is voornamelijk het geval bij denitrificatie, het biologisch proces waarbij nitraat in een aantal stappen wordt omgezet in luchtstikstof en lachgas. Naarmate er minder bemest wordt, daalt de emissie van lachgas.

Methaan komt vrij uit dierlijke mest, maar ook uit de spijsvertering van de koe. Een melkkoe produceert per dag ongeveer 100 g methaangas. De methaanproductie daalt door dieren een uitgekiend rantsoen te geven. Maar omdat dit reeds het geval is bij de meeste veehouders valt de grootste winst in de toekomst te verwachten bij een verdere afbouw van de veestapel. In 2010 zal de Vlaamse landbouw vermoedelijk zo'n 10 procent minder methaan en lachgas uitstoten dan in 1990.

7) Groene energie

Om het Kyoto-protocol te halen, kunnen onder meer de traditionele vervuilende energiebronnen vervangen worden door groene alternatieven.

Eén van de oplossingen is milieuvriendelijke stroom, die op de meest verscheidene manieren opgewekt wordt: van windenergie tot biobrandstoffen. Duurzame energie kwam voor het eerst op de commerciële markt in de jaren negentig en kostte toen nog een pak geld, maar vandaag de dag kan de prijs van groene stroom concurreren met die van traditionele energiebronnen.

In België wordt zo'n 2% van de elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen gewonnen. Dat is weinig vergeleken met Nederland (5%) en Duitsland (9%).

Tegenwoordig kun je kiezen uit een rijk gamma aan groene energiemogelijkheden.

Enkele voorbeelden van groene energie:

·         Windenergie: Windenergie is een zuivere en schone energiebron die bij de productie van elektriciteit geen vervuilende stoffen in het milieu brengt. Windmolens veroorzaken geen onzichtbare emissies, noch stoten ze CO2 uit. Ze vergen ook geen aanvoer van brandstoffen.

Per kWh wordt ongeveer 0,7 kg CO2-uitstoot vermeden. Een windturbine van 500 kW nominaal vermogen spaart per jaar evenveel CO2 uit als wordt geabsorbeerd door 57.000 bomen.

Enkele voorbeelden van windmolenparken in België:

-  Villers-le-Bouillet : hier staan 6 windmolens, die elk 1,5 MW ontwikkelen en 6000 gezinnen van energie voorzien.
-  Walcourt : zes extra turbines, die identiek zijn aan die van Villers-le-Bouillet.
-  De haven van Gent: de windmolens van het Kluizendok zijn de recentste installaties: er staan 11 windmolens van 2 MW, die elektriciteit produceren voor 15.000 gezinnen.

·         Waterenergie: Het concept van waterenergie berust op het idee om met water dat in beweging is energie op te wekken. De kracht van stromend of vallend water wordt namelijk gebruikt om een waterturbine te laten draaien. Net als bij de windmolen drijft de turbine een generator aan die de bewegingskracht omzet in elektriciteit. In 2002 was de totale, door waterkracht opgewekte hoeveelheid elektriciteit voldoende om circa 38.000 huishoudens van elektriciteit te voorzien.

Enkele voorbeelden van waterkrachtcentrales in België:

-  Lixhe: deze waterkrachtcentrale op de Maas produceert 18 MW
-  Andenne: deze waterkrachtcentrale op de Maas produceert 9 MW
-  Floriffoux: deze waterkrachtcentrale op de Samber produceert 1 MW

·         Biogas uit afval: Bij een biogasinstallatie wordt biomassa in een zuurstofloze ruimte gebracht, waardoor onder andere biogas ontstaat. Biogas bestaat voor een groot deel uit methaangas, dat door bijvoorbeeld een warmtekrachtkoppeling omgezet wordt in duurzame stroom en warmte.

De technologie die ervoor zorgt dat er door middel van vergisting methaangas vrijkomt, is al zeer oud en wordt op vele plaatsen in de wereld op kleine schaal toegepast, vooral voor huishoudelijk gebruik. Het produceren van elektriciteit door middel van biogas is niet afhankelijk van een natuurverschijnsel zoals wind of zon.  Bijgevolg kan de hoeveelheid stroom die wordt opgewekt, gegarandeerd worden.

Een biogasinstallatie levert duurzame energie voor zo'n 3500 huishoudens.

Enkele voorbeelden van biogas-installaties in België:

-  Zoutleeuw: deze biogas-installatie produceert 2 MW
-  Mont Saint-Guibert: deze biogas-installatie produceert 9 MW
- Hallembaye: deze biogas-installatie produceert 2 MW

 

·         Zonne-energie: Zonne-energie is de energie van de zon waarvan een klein gedeelte de aarde bereikt. De term zonne-energie wordt meestal gebruikt voor de energie die wordt gewonnen uit de warmte van de zon. We onderscheiden 2 soorten zonne-energie: elektrische zonne-energie en thermische zonne-energie. De elektrische zonne-energie wordt gewonnen met behulp van zonnecellen en de thermische zonne-energie wordt gewonnen met behulp van zonnecollectoren. In België kan een oppervlakte van 10m2 fotovoltaïsche cellen jaarlijks 800 kWh opleveren, met een variërende productie naargelang het seizoen: 0,6 kWh per dag in december en 4,21 kWh in juni.

·         Aardgas: Aardgas is een fossiele brandstof, die veel minder vervuilend is en dus veel minder CO2 uitstoot dan fossiele brandstoffen zoals steenkool, aardolie, bruinkool... Ook aardgasvoertuigen stoten veel minder vervuilende stoffen uit dan voertuigen die op benzine of diesel rijden. Aardgas bestaat namelijk voor het grootste gedeelte uit methaan. Hierdoor levert het per eenheid energie het minste kooldioxide, het gas dat bijdraagt tot het broeikaseffect. Verder produceert een aardgasmotor een minder verzurende uitstoot dan traditionele brandstoffen. Voertuigen die op aardgas rijden, voldoen aan alle geldende Europese emissiestandaards.

Terug naar hoofdmenu