Het protocol kon enkel van kracht worden indien de landen die het ratificeerden, samen verantwoordelijk waren voor 55 procent van de broeikasgassen van alle industrielanden. De Verenigde Staten lozen 36 procent van die gassen, Japan 8 procent en de Europese Unie 24 procent. Omdat de VS niet wilden ondertekenen, haalden de ondertekenaars lange tijd samen niet meer dan 44,2 procent en dat is 10 procent te weinig. Het lot van het verdrag kwam in de handen van Rusland te liggen. Door de beslissing van de Russische regering om het Kyoto-protocol te ratificeren schoot de teller in één ruk door tot op 61,6 procent.
De Europese Commissie heeft de nationale Kyoto-plannen goedgekeurd van acht EU lidstaten, waarvan vijf zonder enige wijziging. In die acht plannen wordt de verdeling van de uitstootrechten van koolstofdioxide (CO2) vastgelegd voor de periode 2005-2007. Ze slaan op zowat vijfduizend bedrijven (40 % van het totaal) waarvan de helft in Duitsland.
Om het internationale protocol van Kyoto over de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen uit te voeren hebben de EU-lidstaten beslist om dat te doen via een gezamenlijk EU-systeem waarvan de Europese Commissie de spil is. Samengevat komt het erop neer dat de lidstaten onderlinge afspraken hebben gemaakt over hun eigen aandeel in een gezamenlijke EU-uitstoot. Iedere lidstaat verdeelt het eigen aandeel uitstootrechten over de eigen bedrijven en indien de maximale hoeveelheden niet worden gehaald kan er een overschot in een andere EU-lidstaat ‘gekocht' worden. Zo creëerde de EU een soort interne markt in uitstoot van broeikasgassen. Daarvoor is een richtlijn goedgekeurd die in alle lidstaten moest omgezet zijn in nationale wetgeving. De nationale plannen zijn daaraan gekoppeld en de Europese Commissie moet die goedkeuren.
De uitstoot van koolstofdioxide in de Europese Unie is tussen 1995 en 2002 met bijna 11 procent afgenomen. De Unie mikt op een vermindering van de emissies met 35 procent tegen uiterlijk 2010.