Het opsporen van een orkaan
Hoewel orkanen gevreesd worden
om hun onvoorspelbaar karakter, vertonen hun bewegingen toch een
duidelijk herkenbaar patroon. Meestal bewegingen ze zich westwaarts met
een snelheid tussen 15 en 30 km/uur al naargelang de winden in de
middelste atmosfeerlagen. Deze westwaartse verplaatsing van de orkaan
gaat meestal gepaard met een wegdrijven van de orkaan van de evenaar,
op het noordelijke halfrond met de wijzers van de klok en in het
zuidelijke halfrond tegen de wijzers van de klok. Wanneer orkanen zich
te ver van de evenaar verplaatsen, sterven ze uit bij gebrek aan
vochtige, warme lucht die hen moet voeden.
Zo bewegen, bijvoorbeeld, orkanen die voor de westkust van Mexico tot ontwikkeling komen,
zich vaak in noordelijke of
noordwestelijke richting. Ze moeten dan door een gebied waar de winden
op geringe hoogte noordoostelijke passaatwinden zijn, terwijl de winden
op grote hoogte zuidwest waaien. In dit geval zorgen de bovenste winden
ervoor dat de top van de orkaan in een richting wordt geblazen en de
lagere winden blazen de basis in een andere richting. De structuur van
de orkaan wordt dan doorbroken en de orkaan sterft uit.
Orkanen buigen in het
noordelijke halfrond eerst af naar het noorden en daarna naar het
noordoosten, in het zuidelijke halfrond buigen ze eerst naar het zuiden
en daarna naar het zuidoosten. En precies tijdens deze afbuigingsfase
gedraagt een orkaan zich onvoorspelbaar. Kleine veranderingen in het
windpatroon of een gebied waar het oppervlaktewater kouder is, kunnen
de ontwikkeling of verplaatsing van de orkaan volkomen wijzigen.
Hierdoor is het voorspellen van een orkaan zeer moeilijk.
Een orkaan is ook zeer klein
in vergelijking met de oneindigheid van de oceaan. Door een
koersafwijking van slechts enkele graden kan een orkaan, bijvoorbeeld,
een kuststad gaan teisteren in plaats van uit te sterven boven een
gebied met minder warme en vochtige lucht.
Wanneer een orkaan op
gematigde breedtegraad doordringt, verandert zijn karakter en wordt hij
geleidelijk afgezwakt tot een gewone depressie op gematigde
breedtegraad. Maar wanneer hij tegen een vochtige, actieve trog van
lage luchtdruk in de westenwinden aanbotst, kan hij, na bijna te zijn
uitgestorven, opnieuw tot leven komen. Zo buigen sommige orkanen af
naar het noordoosten om dan in september en oktober, via de Atlantische
Oceaan, de Britse Eilanden en West-Europa te bereiken, waar ze dan voor
hevige neerslag zorgen. De winden hebben dan echter hun grootste
krachten reeds verloren.
Het karakter van een orkaan
wordt ook sterk gewijzigd wanneer hij het land bereikt. De beweging van
de oceaan naar het land betekent voor de orkaan het begin van zijn
einde. De lucht die via de basis wordt aangevoerd is op het land heel
wat minder vochtig, waardoor de orkaan zijn energiebron verliest. Het
oog van de orkaan verdwijnt dan en de wind zwakt af. Maar de
hoeveelheid neerslag neemt toe, omdat de wrijving met de grond groter
is dan de wrijving met het water, zodat de wind zwakker wordt en zich
meer naar de kern van de storm wendt. De toegenomen convergentie van de
winden veroorzaakt een grotere opstuwing van de lucht en veroorzaakt
dus zware neerslag over een uitgestrekt gebied.
Wanneer een orkaan een
kustgebied bereikt, woedt hij wel nog op het hoogtepunt van zijn
krachten en kan hij veel schade veroorzaken.
Terug naar top