3.1 Broeikasgassen

Er zijn 2 soorten broeikasgassen:
    
- enerzijds zijn er broeikasgassen die van nature aanwezig zijn in de atmosfeer. Dit zijn bijvoorbeeld waterdamp, koolstofdioxide, methaan, stikstofoxide, ozon … .

- anderzijds zijn er ook artificiële broeikasgassen in de lucht. Deze waren oorspronkelijk niet in onze atmosfeer, maar zijn hierin terecht gekomen door menselijke(industriële) activiteiten.

3.1.1 Koolzuur

De scheikundige naam voor koolzuur is koolstofdioxide (CO2). Dit is het belangrijkste broeikasgas. Het zou verantwoordelijk zijn voor 55 tot 60 % van het broeikaseffect. In wezen is het een onschuldig gas dat van nature in de lucht voorkomt. CO2 maakt deel uit van een natuurlijke kringloop. Zolang deze kringloop in evenwicht is, is er geen vuiltje aan de lucht. De laatste tijd is de hoeveelheid koolstofdioxide echter serieus toegenomen. Vroeger bleef de hoeveelheid schommelen tussen de 200 en 290 delen per 1 miljoen delen lucht. Sinds de Industriële Revolutie is echter elk jaar ongeveer 0,4% meer koolzuur in de lucht gekomen. De hoeveelheid is gestegen tot 350 delen per 1 miljoen delen lucht in 1997. Dat is 25% tot 30% meer in 150 jaar. Deze stijging komt vooral door de komst van de fabrieken en het toenemende aantal auto’s. Het wordt namelijk voornamelijk geproduceerd bij de verbranding van fossiele brandstoffen, maar ook ontbossing is een belangrijke factor. De verbranding van fossiele brandstoffen zou op wereldschaal gezien voor 75 % verantwoordelijk zijn voor de CO2-emissies, ontbossing voor 25 %.

3.1.2 Waterdamp

Waterdamp is één van de belangrijkste natuurlijke broeikasgassen. Door de warmte van de zon verdampt water van de zeeën en meren. De waterdamp stijgt op, koelt af en condenseert in heel kleine druppeltjes. De druppeltjes vormen wolken en komen in de vorm van neerslag naar beneden. Wolken zorgen er op een natuurlijke manier voor dat de temperatuur niet te hoog wordt. Ze kunnen namelijk de zonnestralen weer terugkaatsen. Hoe warmer het is, hoe meer waterdamp, hoe meer wolken er ontstaan en hoe meer neerslag er valt.

3.1.3 Moerasgas

De scheikunde naam voor moerasgas is methaan (CH4). Het is het tweede belangrijkste broeikasgas. Methaan warmt de aarde voor 20% op. Het is ook altijd al in de dampkring voorgekomen. Lange tijd waren er tussen de 0,7 en 1,2 delen per 1 miljoen delen lucht. Het meeste methaan komt van de veeteelt. Ook via gaslekken en het rotten van afval ontstaat methaan. En zelfs bij bosbranden stijgt er methaan op. Hoewel een molecule methaan ongeveer 40 maal sterker op het broeikaseffect inwerkt dan een molecule kooldioxide, is de verspreiding in de atmosfeer veel geringer. Op dit moment bedraagt de hoeveelheid methaan namelijk 1,7 delen per 1 miljoen delen lucht. Dit percentage stijgt elk jaar met zo'n 0,5% en 2,0% per jaar.

3.1.4 Ozon

Ozon (O3) is een bijzondere vorm van zuurstof (O2). Het heeft alleen 1 atoom extra. Het is altijd al voorgekomen in de dampkring en is dus een voorbeeld van een natuurlijk broeikasgas. Het komt vooral voor in de ozonlaag tussen 20 en 40 km hoogte. 90% van de ozon bevindt zich in de stratosfeer, de overige 10% in de troposfeer. Ozon komt vrij bij de verbranding van fossiele energie (transport, verwarming…)

3.1.5 Lachgas

Een andere naam voor lachgas is stikstofmonoxide (N2O). Dit is een gasvormige stikstofverbinding. Net als bij methaan is de uitstoot relatief klein. Er komt veel minder lachgas in de lucht dan bijvoorbeeld CO2, maar één molecuul N2O blijft wel 150 jaar in de atmosfeer. Het broeikaseffect is daardoor 310 keer sterker dan dat van koolstofdioxide. Lachgas is voor ruim de helft van natuurlijke oorsprong. Het komt vrij uit de bodem en het water. Daarnaast komt lachgas bij de verbranding van fossiele brandstoffen, de productie van salpeterzuur en caprolactam, een grondstof voor de productie van kunststoffen vrij, en in de landbouw voor. De landbouw is de grootste producent van lachgas. Het gas zit in (kunst)mest. Ook komt lachgas vrij bij de productie van salpeterzuur, een grondstof voor kunstmest.

3.1.6 Fluorverbindingen (o.a.CFK's)

Dit zijn de gefluoreerde broeikasgassen. Deze groep van CFK’s, de chloor-fluor-koolwaterstoffen vormen de derde belangrijkste broeikasgasgroep. HFK's, CFK's, SF's en HCFK’s zijn voorbeelden van deze soort stoffen, waarvan CFK’s de voornaamste is. Een andere naam voor CFK is freonen. CFK kwam eerst niet voor in de dampkring, maar is door menselijke activiteiten in de atmosfeer terecht gekomen. Sinds 1930 heb je CFK in de dampkring. CFK zit vooral in koelkasten, piepschuim, schoonmaakproducten en spuitbussen. CFK veroorzaakt ook schade aan de ozonlaag. Tussen 1945 en 1975 steeg de uitstoot met 15% per jaar. Nu daalt de uitstoot van deze stoffen, doordat er een verdrag is getekend waarin staat dat er geen CFK meer mag worden gebruikt. Maar sommige landen houden zich hier niet aan.

Spuitbussen, ... vol met CFK's

terug