4 Maatregelen om het gat in de ozonlaag te dichten.
4.1 Op internationaal niveau.
4.1.1 De Vienna Convention en het Montreal Protocol
Tussen de jaren 1970 en 1980
wordt veel onderzoek gedaan naar de invloed van chemische stoffen op de
ozonlaag. In het jaar 1976 publiceert het U.S. National Academy for
Science een rapport waarin de hypothese over het afbreken van de
ozonlaag met betrouwbare wetenschappelijke bewijzen wordt bevestigd.
Hierop besluiten enkele landen (waaronder de V.S., Canada, Zweden en
Noorwegen) om te stoppen met het gebruik van cfk's in de vorm van
drijfgassen. Maar, o.a. de toenmalige Europese Gemeenschap doet niet
mee aan deze actie, en ook de V.S. doen niet helemaal wat er van hen
verlangd wordt. Ze verbieden de drijfgassen wel als ze in spuitbussen
zitten, maar in andere toepassingen blijven ze ermee werken. Het is wel
zo dat de cfk-productie sterk daalt nadat (vooral) de U.S. het verbood
in spuitbussen, maar in 1985 is de productie weer even hoog als in
1976.
Als reactie, omdat hun goede
voornemens niet echt de gewenste resultaten opleveren, besluiten die
landen in 1985 in Wenen samen met enkele andere landen en enkele
afspraken omtrent de productie van cfk's op papier vast te leggen. Deze
'Vienna Convention for The Protection of the Ozone Layer' vormt een
wettelijk kader voor internationale wetten en regels. Zo'n 20 landen,
waaronder enkele grote cfk-producenten, ondertekenden dit verdrag.
In datzelfde jaar 1985
ontdekt men het gat in de ozonlaag boven de Zuidpool. Dit is groot
schokkend wereldnieuws dat onmiddellijk de publieke aandacht trekt.
Als gevolg daarvan wordt in
1987 in Montreal opnieuw vergaderd over het probleem van de
ozonafbrekende stoffen en het gat in de ozonlaag. Het hoofddoel van
deze bijeenkomst is het beschermen van de ozonlaag door het opstellen
van regels die moeten ervoor zorgen dat de uitstoot van ozonafbrekende
stoffen daalt. Dit doel wordt tot uitvoering gebracht door rekening te
houden met de wetenschappelijke mogelijkheden (om vervangende stoffen
te ontwikkelen en ontdekken) de technische en economische hinderpalen
en de problemen van de ontwikkelingslanden bij het realiseren van de
wetten. Concreet wordt er in het Montreal Protocol besloten om de
productie van de ozonafbrekende stoffen te laten stagneren, zodat ze
zeker niet hoger wordt dan in 1986 en om daarna de productie van deze
stoffen te laten afnemen. Het Montreal protocol is zo opgebouwd dat aan
elke schadelijke chemische stof een thema is gewijd waarin een periode
is vastgelegd waarbinnen de productie verminderd moet zijn en met
hoeveel procent deze productie moet verminderd zijn. Dit protocol wordt
op 16 september door 43 landen ondertekend en treedt in werking op 1
januari 1989.
In de jaren die volgen na het
ondertekenen van het Montreal Protocol wordt nog steeds veel
wetenschappelijk onderzoek verricht naar de ozonlaag. Een onderzoek op
de Zuidpool leverde het bewijs dat chloor en broom afkomstig van
organische halogenen de belangrijkste gassen zijn die het gat in de
ozonlaag (mede) veroorzaken.
Hierop volgt een verscherping
van het Montreal Protocol in Londen in 1990. In Londen worden 12 nieuwe
chemische stoffen toegevoegd aan de lijst van de ozonafbrekende
stoffen, waarvan de productie moet worden afgebouwd. Ook komen er 34
nieuwe stoffen bij op de lijst van stoffen die misschien bijdragen tot
de afbraak van de ozonlaag. Dit hernieuwde Protocol werd op 29 juni
1990 ondertekend en werd van kracht op 10 augustus 1992. Tot slot werd
er een fonds opgericht. Dit fonds diende om bepaalde landen (die
verkozen werden) financieel te ondersteunen zodanig dat ook deze landen
de wetten en regels omtrent de ozonafbrekende gassen kunnen naleven.
Het fonds treedt al in werking op 1 januari 1991.
In 1992 volgt in Kopenhagen
een tweede aanpassing aan het Montreal Protocol. Ditmaal worden de data
tegen welke bepaalde chemische stoffen zouden moeten zijn uitgefaseerd
vervroegd tot één januari 1996. Het gaat hier onder
andere over HCFK's, HBFK's en methylbromide. Ook worden er regels vast
gelegd voor het gebruik van alternatieve stoffen voor cfk's.
Na de aanpassing in Kopenhagen wordt het Protocol in Wenen nog strenger gemaakt. Dit gebeurt in 1995.
De volgende hernieuwing vindt
plaats in het 1997 opnieuw te Montreal. Hier wordt een verbod
uitgeroepen over de import van methylbromide. Wanneer een land niet
voldeed aan de eisen om de productie van deze stoffen te verminderen,
wordt de export van ozonafbrekende stoffen verboden. Daarnaast wordt er
een wereldwijd systeem ontwikkeld waarmee het mogelijk is de import en
export van ozonafbrekende stoffen te kunnen natrekken en te
controleren. Bovendien probeert men met dit systeem ook de illegale
handel en smokkel van deze stoffen te vermijden. Deze toevoeging aan
het protocol wordt ondertekend op 17 september 1997 en het gaat van
kracht op 10 november 1999. Het systeem treedt echter pas in werking in
het jaar 2000.
Een laatste aanpassing aan
het protocol gebeurt in 1999 in Beijing. Hier beslist men dat ook
broomchloormethaan onmiddellijk moet worden uitgefaseerd. Er werden
productiecontroles ingevoerd en controles van handelsbetrekkingen met
de niet aan het Montreal Protocol deelnemende staten.
4.1.2 Het Kyoto Protocol
Het Kyoto protocol is een
heel ander protocol dan het Montreal Protocol. Het Montreal Protocol
concentreert zich volledig op het beschermen van de ozonlaag en dus het
uitroeien van de ozonafbrekende stoffen. Het Kyoto Protocol daarentegen
houdt zich bezig met het tegengaan van de opwarming van de aarde.
De opwarming van de aarde heeft rechtstreeks weinig of niets te maken
met het gat in de ozonlaag. Het Kyoto Protocol verbiedt geen stoffen
die schadelijk zijn voor de ozonlaag, tenzij de stof zowel een
broeikasgas is als een ozonafbrekende stof.
Op sommige punten zijn de
beide protocollen eigenlijk tegenstrijdig. Het Montreal Protocol gaat
de productie van ozonafbrekende stoffen tegen en promoot hierbij
alternatieve stoffen. Het blijkt nu dat een aantal van deze
alternatieve stoffen eigenlijk broeikasgassen zijn, en dus volgens het
Kyoto Protocol niet gebruikt mogen worden. Dit is te verklaren door het
feit dat het eerste Montreal Protocol dateert van de tijd voor de
Kyoto-normen werden opgesteld.
4.1.3 België in het internationale programma.
In België wordt de
Vienna Convention bekrachtigd in 1988. Dit is drie jaar nadat de
Conventie werd ondertekend door de meeste andere landen . Het Montreal
Protocol wordt door België pas op 30 december 1998 ondertekend,
terwijl het reeds in 1987 werd opgesteld. De aanpassing in Londen
(1990) en die in Kopenhagen (1992) worden door België
respectievelijk op 5 oktober 1993 en 7 augustus 1997 ondertekend en
zijn nu dus van kracht in België. De volgende aanpassingen van het
Montreal Protocol zijn door België nog niet geratificeerd en
zullen dus pas van kracht gaan op de 19de dag nadat België dat wel
doet.
4.2 Op Europees niveau
Ook Europa moet
voldoen aan de internationale maatregelen voor de bescherming van de
ozonlaag. Dus ook de Europese Unie heeft enkele richtlijnen
uitgeschreven om de ozonafbrekende stoffen uit te faseren. Deze
richtlijnen worden de Europese Ozonrichtlijnen genoemd en gelden voor
alle Europese lidstaten. De richtlijnen zijn zo opgebouwd dat tegen een
bepaald jaar een bepaald doel moet zijn bereikt of een bepaalde wet van
kracht gaat. Hier zijn de belangrijkste richtlijnen:
• vanaf 2001 is het
verplicht alle ozonafbrekend stoffen uit apparaten (als koelkasten) te
verwijderen vooraleer deze mogen worden gerecycleerd
• vanaf 2003 geldt het verbod op de productie van cfk's voor ontwikkelingslanden
• vanaf 2004 geldt het verbod op het gebruik van halonen hoofdzakelijk in de toepassing van brandblusapparaten
• vanaf 2005 geldt het verbod voor zowat alle toepassingen van methylbromide
• vanaf 2006 geldt een
totaalverbod op de productie van cfk's, de productie voor medische
doeleinden moet dan worden gestopt
• vanaf 2015 geldt een verbod op hcfk's , dit zijn onvolledig gehalogeneerde cfk's
4.3 In België
Op 22 maart 1982 wordt
er in België een Koninklijk Besluit uitgevaardigd waarin staat dat
het gebruik van cfk's jaarlijks moet verminderen met 30% en dat ten
opzichte van het jaar 1976. Deze maatregel is een uitvoering van
EG-richtlijn die 26 maart 1980 werd opgesteld.