2.2   Klimaatverdrag en Kyoto Protocol


Het Klimaatverdrag van de Verenigde Naties uit 1992 heeft als doel om de concentraties van broeikasgassen in de atmosfeer te stabiliseren op een niveau waarbij een gevaarlijke menselijke beïnvloeding van het klimaat wordt vermeden. Dit betekent dat op termijn (in 2100) de mondiale uitstoot van broeikasgassen met circa 40-50% moeten dalen ten opzichte van 1990.

In 1997 is het Klimaatverdrag uitgebreid met het Kyoto Protocol. In het Kyoto Protocol zijn afspraken gemaakt over de reductie van de emissie van broeikasgassen. Het doel is het bereiken van een gemiddelde emissie reductie van broeikasgassen van de geïndustrialiseerde landen met 5,2% ,ten opzichte van 1990, over de periode 2008-2012. Dit is inclusief de landen in Oost-Europa en Rusland. De reductiedoelstelling is voor de voormalige EU-15-landen als geheel 8% en voor Nederland 6%. De 10 nieuwe lidstaten hebben reductiedoelstellingen van 0, 6 of 8%. Het Kyoto Protocol kan worden gezien als een eerste bescheiden stap om stabilisatie van de concentraties van broeikasgassen te bereiken.

De voormalige EU-15-landen als geheel hebben zich met de ratificatie van het Kyoto Protocol ten doel gesteld om in de periode 2008-2012, de zogenaamde eerste budgetperiode, 8% minder broeikasgassen uit te stoten dan in 1990. De doelstelling heeft betrekking op alle broeikasgassen. Bij de maatregelen om de doelstelling te bereiken kan een land zelf kiezen voor welke stof(fen) maatregelen worden genomen.

afbeelding 2

Sinds 16 februari 2005 is het Kyoto Protocol bindend. Het pact kon pas van kracht worden als in totaal 55 landen het bekrachtigd hadden die in totaal 55% van de totale uitstoot aan broeikasgassen vertegenwoordigden. De eerste voorwaarde werd al op 23 mei 2002 voldaan toen IJsland als 55e land ratificeerde, de tweede toen Rusland op 18 november 2004 ratificeerde. Negentig dagen later, op 16 februari 2005 werd het protocol van kracht.

inhoudstabel