Rapportages over het broeikaseffect
Het Intergouvernementele Panel voor
Klimaatverandering (IPCC) beschrijft om de paar jaar de wetenschappelijke
kennis van het versterkt broeikaseffect, de mogelijke effecten en de
beleidsopties (o.m. IPCC 2001).
Wat zijn broeikasgassen?
De aarde straalt warmte uit. Voor een deel
wordt dat door de natuurlijke broeikasgassen in de atmosfeer vastgehouden. Broeikasgassen,
waaronder koolstofdioxide, laten wel zonnestralen door maar houden van de aarde
terugkaatsende warmte tegen. Is die concentratie broeikasgassen te groot, dan
kan de warmte vanaf de aarde moeilijker weg en stijgt de temperatuur op aarde.
Broeikasgassen “vangen” dus de hitte in de
aardatmosfeer. Het meest voorkomende is koolstofdioxide (CO2), een gas dat
ontstaat bij de verbranding van fossiele brandstoffen als olie, aardgas en
kolen. CO2 is een gas dat in de natuur ook voorkomt, maar de uitstoot ervan is
sinds de industriële revolutie flink toegenomen. Dus vooral industrie, de
energiesector en het verkeer veroorzaken de meeste uitstoot van
koolstofdioxide. Methaan (CH4) is ook een belangrijk broeikasgas. Methaan komt
ook in de natuur voor, maar de uitstoot ervan neemt flink toe door de
grootschalige veeteelt, vuilstortplaatsen en rijstbouw. Daarnaast speelt in
mindere mate ook lachgas (N2O) een rol. Dat komt vrij bij verkeer en
mestproductie. Een vierde type gassen waarvan de uitstoot het broeikaseffect
versterkt, zijn de fluorverbindingen als HFK's en PFK's. Die worden gebruikt
voor koelsystemen, piepschuim en schoonmaakmiddelen.
Toelichting optellen van de emissies van
broeikasgassen
Bij de optelling van broeikasgassen wordt
rekening gehouden met de verschillen in broeikaswerking van de verschillende
stoffen. Deze broeikaswerking wordt uitgedrukt in Global Warming Potential
(GWP) factoren. Met deze factoren kunnen dus de uitstoot van broeikasgassen
anders dan van koolstofdioxide in CO2-equivalenten worden uitgedrukt.
De GWP-factor voor koolstofdioxide is gelijkgesteld aan 1. De broeikaswerking
van andere stoffen wordt hieraan gerelateerd. Hoewel de uitstoot van
bijvoorbeeld een fluorhoudend gas in kilogrammen vrij gering kan zijn, kan zo
een fluorhoudend gas door een hoge GWP-factor toch een aanzienlijke bijdrage
leveren aan het broeikaseffect.
Stof |
GWP
factor |
Koolstofdioxide
(CO2) |
1 |
Methaan
(CH4) |
21 |
Lachgas
(N2O) |
310 |
|
|
Belangrijkste
fluorhoudende stoffen |
|
HFK-23 |
11.700 |
HFK-32 |
650 |
HFK125 |
2.800 |
HFK134a |
1.300 |
HFK143a |
3.800 |
HFK152a |
140 |
PFK14
(CF4, tetrafluormethaan) |
6.500 |
PFK116
(C2F6, hexafluorethaan) |
9.200 |
SF6
(zwavelhexafluoride) |
23.900 |
Het optellen van de verschillende emissies
van broeikasgassen is door het IPCC vastgelegd in een protocol. Beleidsmakers
over de hele wereld maken gebruik van dit protocol. Dit protocol gaat uit van GWP-factoren die zijn
gebaseerd op het effect van de broeikasgassen over een periode van 100 jaar.
Er zijn verschillende methoden om de CO2-emissie te berekenen. De deelnemers
aan het Kyoto Protocol hebben afgesproken om de CO2-emissie te berekenen conform
de IPPC-methode.