In het Kyoto-protocol, dat dateert uit 1997, verbinden een groot aantal industrielanden zich om de uitstoot van CO2 en andere broeikasgassen in de periode 2008-2012 met gemiddeld 5,2% te verminderen ten opzichte van het niveau in 1990. Naast kooldioxide (CO2) tellen hierbij ook methaan (CH4), lachgas (N2O) en een aantal fluorverbindingen (HFK's, PFK's en SF6) mee.
Land
EU-lastenverdeling
(%) |
Oostenrijk
-13
|
België -7,5 |
Denemarken
-21
|
Finland 0
|
Frankrijk
0
|
Duitsland -21
|
Griekenland
+25
|
Ierland
+13
|
Italië -6,5
|
Luxemburg
-28
|
Nederland -6
|
Portugal
+27
|
Spanje
+15
|
Zweden +4
|
UK
-12,5
|
Figuur
3: EU-lastenverdeling in %
Het verdrag kan pas in werking treden als het parlement
van 55 landen, die samen 55 procent van de uitstoot van broeikasgassen veroorzaken,
het hebben bekrachtigd.
Het Kyotoprotocol voorziet dat industrielanden op
verschillende manieren hun reductiedoelstelling voor broeikasgassen kunnen
behalen: ze kunnen in eigen land maatregelen nemen of gebruik maken van de zogenaamde
‘flexibiliteitsmechanismen’ uit het Kyotoprotocol. Deze flexibiliteitsmechanismen maken het
mogelijk voor industrielanden om een deel van hun reductieverplichting via
maatregelen in het buitenland te realiseren, omdat sommige milieugunstige
maatregelen goedkoper te realiseren zijn in het buitenland dan in eigen land.
Daarvoor bevat het Kyoto-protocol drie nieuwe instrumenten: het Clean Development
Mechanism (CDM), Joint Implementation (JI) en Emission Trading (ET) of emissiehandel.
Deze Kyoto mechanismen worden “flexibiliteitsmechanismen" genoemd,
omdat ze het behalen van de reductiedoelstellingen voor individuele partijen
versoepelen. Op die
manier kunnen landen reductietekorten en dus een overtreding van het Verdrag
vermijden. Ook de bossen in eigen land kan men laten meetellen als reductie.
Landen die op een goedkope wijze meer kunnen doen
dan wat verplicht is, zullen dat ook werkelijk doen omdat ze de overtollige
emissierechten dan kunnen verkopen. Landen die zelfs met zeer grote inspanning
de norm niet zouden halen, worden daardoor in staat gesteld om op een
betaalbare manier toch in orde te zijn met hun verplichtingen.
Eigenlijk gaat het hier dus niet om het effectief
realiseren van emissiereducties. Daarom staan heel wat mensen sceptisch
tegenover dit flexibiliteitsmechanisme.