Waar en wanneer is het Verdrag opgesteld en wanneer trad het in werking?

De uiteindelijke tekst van het Protocol van Kyoto werd aangenomen in de Japanse stad Kyoto op 11 december 1997 tijdens de derde zitting van de Conferentie van de Partijen van het Raamverdrag van de Verenigde Naties betreffende Klimaatverandering of ook wel United Nations Framework Convention on Climate Change (UN-FCCC) genoemd. Deze conventie kwam in 1992 tijdens de VN-conferentie over ontwikkeling en milieu in Rio tot stand. Qua verplichtingen wordt er in de conventie een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de geïndustrialiseerde landen en de ontwikkelingslanden. De eerste groep bestaat uit de (toenmalige) lidstaten van de OESO, enkele lidstaten van de voormalige Sovjet-Unie en de meeste Midden- en Oost-Europese landen. Deze groep wordt ook wel aangeduid als ‘de Annex-1-landen’. De overige partijen in de UN-FCCC zijn dan de ‘niet-Annex-1-landen’. Er wordt verondersteld dat de Annex-1-landen het voortouw nemen om stappen te ondernemen in verband met de vermindering van broeikasgassen. Zij hebben immers de grootste uitstoot van deze broeikasgassen.

 Het Kyoto-protocol, dat een onderdeel is van deze conventie, stond open voor ondertekening vanaf 16 maart 1998 in het Hoofdkwartier van de Verenigde Naties in New York en dit tot en met 15 maart 1999. België heeft het Protocol bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties betreffende Klimaatverandering op 29 april 1998 ondertekend. De volledige Europese Unie, toen nog 15 landen tellende, heeft het Kyoto-verdrag begin 2002 bekrachtigd.

Maar toch is het protocol pas op 16 februari 2005 officieel in werking getreden. Dit komt doordat het protocol enkel van kracht kon worden als de deelnemende landen samen verantwoordelijk waren voor 55 procent van de broeikasgassen van alle industrielanden. Omdat de VS niet wilden ondertekenen, haalden de ondertekenaars lange tijd samen niet meer dan 44,2 procent, wat tien procent te weinig was. Het lot van het Verdrag kwam in handen van Rusland te liggen. Op 23 oktober 2004 besliste de Russische regering (Doema) echter om ook het  Kyoto-Protocol te ondertekenen, waardoor de teller in één ruk de hoogte in schoot tot 61,6 procent. Hiermee was het minimum van 55 procent bereikt, waardoor het Verdrag zeven jaar na de overeenkomst in Kyoto eindelijk wereldwijd in werking kon treden.

 In het jaar 2012 loopt het Kyoto-protocol af. In het protocol staat wel duidelijk dat in 2005 een begin gemaakt moest worden van het post-Kyoto-tijdperk. De eerste keer dat een groot aantal landen bijeenkwam om te praten over verdere maatregelen, was op de VN-klimaattop in Montreal, die plaatsvond begin december 2005. Maar heeft Montreal ook concrete afspraken opgeleverd? Neen! Dat het akkoord zo vaag is gebleven, heeft veel te maken met de houding van de Verenigde Staten (zie ook later). De regering-Bush is allergisch voor het woord ‘Kyoto’ en wilde tegen elke prijs bindende afspraken voor post-Kyoto vermijden. Dat de Verenigde Staten in laatste instantie akkoord zijn gegaan met een erg vaag akkoord, is dan ook een klein wonder.

 

Zoals het meestal de gewoonte is binnen de Verenigde Naties worden er binnen het Kyoto-protocol vijf regionale groepen gevormd:

 

• Afrika

• Azië

• Oost-Europa

• Latijns-Amerika en de Caraïben

• West-Europa en anderen (Australië, Canada, IJsland, Nieuw-Zeeland, Noorwegen,

Zwitserland en de Verenigde Staten, uitgezonderd Japan).

 
Binnen deze regionale groepen is het ook mogelijk dat er landen gaan samenwerken omwille van gemeenschappelijke belangen (bv. olie). Zo krijgen we verschillende samenwerkingsverbanden:

• De vijftien lidstaten van de Europese Unie (EU)

Hun standpunt wordt vertolkt door het land met het voorzitterschap. Indien op het einde van de eerste verbintenisperiode 2008-2012 de Europese emissiereductiedoelstelling niet gehaald wordt, kunnen individuele lidstaten aansprakelijk worden gesteld voor niet-naleving van hun verbintenissen. Wordt de Europese doelstelling wel behaald, dan zal geen enkele lidstaat juridisch bestraft worden onder de bepalingen van het protocol.

• De JUSSCANNZ staat voor Japan, de Verenigde Staten, Zwitserland, Canada, Australië,

Noorwegen en Nieuw-Zeeland. Dit zijn de geïndustrialiseerde landen die niet tot de EU

behoren.

• De UMBRELLA-groep is een variant van de JUSSCANNZ-coalitie. Alhoewel er geen

officiële lijst is, bestaat deze groep meestal uit de JUSSCANNZ-leden plus IJsland,

Rusland en Oekraïne maar zonder Zwitserland.

• GROEP 77: (G-77) wordt gevormd door ontwikkelingslanden en China. Zij vormen

gemeenschappelijke standpunten over onderwerpen die voor hen belangrijk zijn zoals

financierings- en technologietransfers.

• De AOSIS-landen zijn een hevige voorstander van het protocol, wat begrijpelijk is, aangezien hun voortbestaan bedreigd wordt bij een stijging van de zeespiegel. Ze ijveren dan ook voor zeer harde en vergaande maatregelen.

• De OPEC-landen en de Arabische landen. Ze zijn  sterk gekant tegen het protocol uit angst dat het de toekomstige vraag naar olie zou kunnen schaden. 

 

 

 

 

 





OESO: Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling. De OESO werd opgericht in 1961 en bestaat uit 30 landen (o.a. Australië, België, Canada, Denemarken, ...) die een aantal beginselen gemeen hebben: een markteconomie, een democratie en de eerbieding van de rechten van de mens.

AOSIS: Association of Small Island States of Alliantie van Kleine Eilandstaten (vooral in de Stille Oceaan)
Deze alliantie wordt gevormd door 43 laaggelegen en kleine eilanden die bij een stijging van de zeespiegel
in zware moeilijkheden zouden kunnen komen.

OPEC: Oil Producing and Exporting Countries. Dit is een kartel dat bestaat uit elf landen die sterk van de olie-inkomsten afhankelijk zijn. Enkele lidstaten zijn o.a. Saoedi-Arabië, Koeweit en Irak.

 << vorige                                                                                                                                                             >> volgende