6 Het gat in de ozonlaag.
6.1 Algemeen
Er is sprake van een gat in de ozonlaag als de hoeveelheid
ozon is gedaald tot beneden de 200 Dobson Units, omdat uv-straling van de zon
dan niet meer voldoende wordt tegengehouden.
De hoeveelheid ozon kan dalen door toenemende
zonne-activiteit en door stof en gas afkomstig van grote vulkanische
uitbarstingen.
Maar ook de mens kan het kwetsbare evenwicht verstoren met
duurzame vervuiling die de hoogste niveaus van de atmosfeer bereikt.
6.2 Ozonvreters
6.2.1 Algemeen
Ozonvreters zijn stoffen die de ozonlaag aantasten.
Deze gassen komen niet zelf in de natuur voor, ze worden
door de mens en zijn industrie ontwikkeld.
Voorbeelden van deze gasverbindingen zijn: cfk’s
(chloorfluorkoolwaterstoffen), halonen, methylbromide, trichloorethaan en
tetrachloorkoolstof.
Omdat cfk's en andere gassen maar heel langzaam opstijgen,
hebben ze ongeveer tien jaar nodig om de ozonlaag te bereiken. Hierdoor wordt
de ozonlaag jaarlijks pas na een lange 'vertraging' afgebroken.
Door de uitstoot van twintig jaar geleden bereikt het gat in
de ozonlaag momenteel jaarlijks recordgroottes.
CFK’s werden gedurende de jaren ’70 en ‘80 massaal
geproduceerd.
Ze dienden als koelvloeistof voor koelkasten en in de
industrie, als drijfgas in spuitbussen, in isolatieschuim, in brandblussers,
als ontvettingsmiddel en als schoonmaakmiddel bij de productie van microchips.
6.3.1 Verschillende factoren
De belangrijkste oorzaak is de aanwezigheid van ozonvreters
in de stratosfeer.
Deze ozonvreters tasten de ozonlaag aan bij zeer lage
temperaturen. Pas als het in de stratosfeer 80 graden vriest, kan een ozongat
ontstaan.
Ook moet er voldoende zonlicht aanwezig zijn, anders kan de
chemische reactie niet doorgaan.
Verder is vliegen op grote hoogte schadelijk voor de ozonlaag, omdat hierbij schadelijke stoffen direct in de stratosfeer komen.
De ozonvreters die chloorverbindingen kunnen vormen, zorgen
ervoor dat ozon wordt omgezet in zuurstof.
Deze reactie vindt enkel plaats onder invloed van zonlicht:
O3 + Cl- → ClO + O2
Tijdens de lente op het zuidelijke halfrond, September-November, ontstaat sinds 1980 het zogenaamde ‘ozongat’, dit verschijnsel is intussen zeer bekend.
Boven de noordpool zou er in de lente een gat in de ozonlaag
onstaan, al is de grootte van dit gat veel minder alarmerend, en ook boven
Australië en Nieuw-Zeeland onstaat elke winter een ozongat.
Boven Europa is er geen sprake van een ozongat, maar de
ozonlaag wordt wel steeds dunner.
6.5 Waarom daar?
Tegen het einde van de winter op Antartica ontstaat een
koude wig in de atmosfeer. Hierdoor worden ijswolken gevormd, en CFK's
vastgehouden. Omdat in de lente de zon er ook terug schijnt, vormt de
combinatie van zonlicht, ijswolken en CFK's een mengsel dat ozon afbreekt.
Omdat in het zuidpoolgebied de zon voortdurend schijnt als
de poolwinter overgaat naar de lente, en dit gecombineerd wordt met de zeer
lage temeraturen, zorgt de vervuiling voor de vorming van zogenaamde
'parelmoerwolken' in de droge buitenlucht, die de ozon snel afbreken.