Er bestaan 2 verschillende soorten gletsjers

HOME

GLETSJERS EN IJSKAPPEN

IJSTIJDEN

SMELTEN VAN HET IJS

TOEKOMSTVERWACHTINGEN

BESLUIT

CONTACT




















Dalgletsjers in hoogtegebergtenafbeelding opbouw gletsjers

Dalgletsjers in hooggebergten zijn gletsjers die men terug vindt in gebergten zoals de Alpen of de Pyreneeën. Op grote hoogte is de temperatuur zeer laag en blijft zelfs onder nul in de zomer waardoor de sneeuw niet kan smelten en er een permanente sneeuwlaag wordt gevormd, dit is dan een gletsjers. De grens tot waar dit permanent sneeuw komt is de sneeuwgrens. Op de Alpen ligt deze sneeuwgrens op 3200 meter hoogte dus al de sneeuw die boven deze hoogte ligt smelt niet in de zomer.

Deze gletsjers volgen altijd de vormen van de onderliggende gebergten en dalen. Men kan altijd de glooiingen van de onderliggende gebergte zeer goed zien door de vorm van de gletsjers.

Door de enorme druk en de plastische samenstelling van de onderste ijslagen komt dit geheel in beweging. Deze beweging van ijs heeft een enorme schurende beweging. Deze ijsmassa bevat niet alleen ijs maar ook puin. Rotsblokken van alle maten worden los gewrikt en meegevoerd. Hierdoor ontstaat dus dalen. De schurende werking van gletsjers is groter dan die van rivieren. De afglijdsnelheid is afhankelijk van het ijs is afhankelijk van de temperatuur van het ijs en de steilte van helling. In de Alpen is de afglijdsnelheid 100 à 150meter per jaar. Dalgletsjers bewegen altijd door de zwaartekracht volgens de ligging van de helling naar beneden. Deze gletsjers zullen nooit bergen overschreiden, en zullen altijd de dalen volgen en nog dieper uitsnijden.

Landijs in polaire gebieden

landijs in polaire gebiedenLandijs op polaire gebieden vindt men terug op de Noordpool (Arctica), Groenland en Antarctica. Dit landijs ontstaat door sneeuw die doorheen het jaar niet smelt doordat de temperatuur op deze gebieden nooit boven nul komt. Hier ontstaat dan ook permanent ijs en ook hier is er een sneeuwgrens die wordt aangegeven door de noordpoolcirkel en de zuidpoolcirkel. Maar een groot verschil met dalgletsjers is dat deze gletsjers de plooiingen van de onderliggende bodem niet weergeven. Het is dus niet omdat er een vlakte aan het ijsoppervlak te zien is dat eronder ook een vlakte ligt of omdat er een berg boven het ijs uitsteekt dat eronder zich een berg bevind er kan zich even goed een dal onder bevinden. Ook hier glijd het ijs naar andere plaatsen, op Groenland bedraagt deze snelheid wel 40 meter per dag. Toch zal dit ijs niet altijd afglijden naar lager gelegen gebieden, dit ijs zal niet altijd verplaatst worden door de zwaartekracht.

Aan het einde van de laatste ijstijd smolt heel veel sneeuw. Dit smelten had een schurende beweging die enorme fjorden achter zich liet. Sommige van deze fjorden die men terug vind in Groenland of Noorwegen kunnen tot 200km in het land reiken.

TERUG NAAR GLETSJERS EN IJSKAPPEN